Momenteel loopt de consultatie over het vervangen van het dienstverleningsdocument door een zogeheten vergelijkingskaart. Met de vergelijkingskaart wordt de consument beter geïnformeerd over de beoogde dienstverlening en daarmee samenhangende aspecten. Beoogd wordt dit besluit met ingang van 1 januari 2023 in werking te laten treden.

Er wordt voorzien in een overgangstermijn van zes maanden. Gedurende een periode van zes maanden na inwerkingtreding, mogen financiële dienstverleners gebruik blijven maken van bestaande dienstverleningsdocumenten. Het zal evenwel niet langer mogelijk zijn nieuwe dienstverleningsdocumenten te genereren met de generator van de AFM.

De wijze waarop een vergelijkingskaart wordt opgesteld verandert niet wezenlijk: evenals voor het dienstverleningsdocument zal de AFM voorzien in een applicatie, waarmee financiële dienstverleners eenvoudig een vergelijkingskaart op kunnen stellen.

Onafhankelijkheid

In het consultatiedocument van het Wijzigingsbesluit financiële markten 2021 werd een nieuw artikel 86fa BGfo voorgesteld dat bepaalde dat een adviseur de consument of cliënt moet informeren of hij op afhankelijke dan wel onafhankelijke basis adviseert. Daarbij was er vanuit gegaan dat de financiële dienstverlener deze informatie los van het dienstverleningsdocument aan de consument respectievelijke cliënt zou mededelen.

Omwille van een gestroomlijnde en duidelijke informatievoorziening richting de consument, zal deze mededeling nu onderdeel worden van de vergelijkingskaart. Hiertoe wordt het aanvankelijk voorgestelde artikel 86fa geïntegreerd in artikel 86f. Inhoudelijk wordt hiermee geen wijziging beoogd; wel worden enkele terminologische wijzigingen doorgevoerd om de tekst in lijn te brengen met artikel 86f. In het Wijzigingsbesluit financiële markten 2021 zal het nieuwe artikel 86fa worden geschrapt.

Het voorgenomen artikel 86fa bepaalde wanneer een adviseur op onafhankelijke basis adviseert. Dit is het geval wanneer de adviseur een toereikend aantal op de markt verkrijgbare financiële producten beoordeelt die voldoende divers zijn wat type en aanbieder betreft en wanneer de adviseur niet uitsluitend producten adviseert die door de adviseur zelf of door aan hem nauw gelieerde partijen (hetzij door zeggenschapsbanden, hetzij door contractuele verplichtingen) worden aangeboden. De eerste voorwaarde komt grotendeels overeen met de in artikel 86f, vierde lid (oud), opgenomen beschrijving van de objectieve analyse. Die ‘oude’ beschrijving komt daarom te vervallen.